woensdag 30 januari 2008

Meer geld voor de symfonieorkesten, eveneens in de diverse regio's, is een zeer dringende vereiste

Amsterdam
Nauwelijks is algemeen bekend geworden dat chef-dirigent Mariss Jansons van het Concertgebouworkest de waarschuwende vinger heft en meer geld van de overheid eist, of de algemeen directeur Jan Geert Vierkant van het Noord-Nederlands Orkest, volgt hem op de voet. Mariss Jansons wijst op de gevaren die het thans hoge niveau, ook internationaal, van het Concertgebouworkest bedreigen als de 'schatkist' niet snel met drie miljoen euro over de brug komt. Een begrijpelijk verlangen dat van iedere muziekliefhebber, die de gevaren van de 'leegloop' kent, steun zal krijgen. Die leegloop is geen denkbeeldig gegeven als men in aanmerking neemt dat groot talent in het buitenland veel beter wordt gehonoreerd. Het onvolprezen ensemble van de muziektempel in de Amsterdamse Van Baerlestraat zal er via voldoende lobbyen wel weer in slagen het geld bijeen te sprokkelen, en het moet gek gaan als er niet uit Den Haag toch in de buidel wordt getast, mede doordat het muziekensemble in kwestie internationaal een cultureel visitekaartje van ons land is.

Noord-Nederland
Jan Geert Vierkant vertelt nu hetzelfde verhaal, met die variant dat diverse van de beste musici in het oudste symfonieorkest van Nederland nu juist naar het westen des lands vertrekken, omdat ze daar flink wat meer kunnen verdienen. Gemiddeld ligt het salaris van een orkestmusicus in Groningen op ongeveer € 1.700,—. Daarvoor moeten ze vijf ochtenden repeteren en gemiddeld drie keer per week concerteren — buiten vakantietijd. Als veel musici hun dienstverband in het Noorden opzeggen om in het westen des lands te gaan werken, is dat echter een symptoom met meer dan dat éne, financiële aspect. Medio jaren tachtig hebben we juist in het Noorden gezien tot welk conglomeraat van pijnlijke verschralingen de Haagse schrijftafelmentaliteit heeft geleid. Diverse van de 'eerste stoelen' in het (toen nog) Noordelijk Filharmonisch Orkest, evenals in het Frysk Orkest, raakten onbezet doordat de musici in kwestie liever op een derde of vierde stoel in een van de grote orkesten in de randstad van een verzekerde plaats mochten uitgaan dan op de solostoel in de regio. In één geval werd de eerste stoel in de Martinistad zelfs ingeruild voor een veertiende in Amsterdam.
Het was niet alleen een falend amtbenarenbeleid sec. Belangstelling voor het reilen en zeilen in de diverse regio's was niet of nauwelijks een agendapunt in het Haagse. Zo kreeg een aanvraag om steun voor een door de Chinese zusterstad van Groningen gedane uitnodiging voor een tournee van het NFO door de verre volksrepubliek volstrekt nul op het rekest, omdat de minister aangaf geen enkel belang te hebben bij optredens van een Nederlands regionaal ensemble aldaar, zo vertelde de eertijdse interim-directeur.
Het falende beleid had ruim twee decennia geleden ook meer aspecten dan alleen de minachting van politici voor de cultuur in de extremiteiten van ons land — overigens niet alleen op cultureel gebied. Als wingewesten — vroeger de Limburgse mijnen, gevolgd door de Groningse gasvelden — stonden de betreffende gebieden hoog op de ranglijst, maar voor de rest waren het toen, en zijn het nog altijd, stiefkinderen van het regeringsbeleid. Het ontstaan van een Partij voor het Noorden is daarvan mede een gevolg.

Oudere Symptomen
Het is echter met Amsterdam en het Concertgebouworkest alleen niet gedaan. Ook andere ensembles in den lande hebben te kampen met soortgelijke, dan wel exact dezelfde, problemen. Enige jaren geleden vertrok de vaste dirigent van het Gelders Orkest, Laurens Renes, naar een ensemble in Noord-Duitsland, waar het ophoesten van geld bij de radio kennelijk gemakkelijker ging, want Renes wilde de overstap alleen maken als het bewuste orkest er 13 strijkers bij zou krijgen. Hij wekte de indruk zelf ook verbaasd te zijn dat die eis zo gemakkelijk werd ingewilligd.
Bovendien wilde hij wel vertrekken, omdat het orkest in Duitsland zoveel beter was, hetgeen volgens hem niet betekende dat het ensemble in Arnhem slechter was dan dat van zijn nieuwe werkkring. Hij kon helaas niet bevatten, dat die mededeling een onmogelijkheid inhield.
Dat Renes niet in Arnhem bleef en is gaan vechten voor de door hem als noodzakelijk omschreven aanvulling met de benodigde strijkers — "Betalen de mensen in de regio minder belasting?" —, is uiteraard zijn zaak, maar ook zijn vertrek betekent leegloop, al wordt zijn talent niet alleen overschat, maar kan het vertrek van dirigenten alleen procenuteel de omvang aannemen dan die van orkestmusici, aangezien die nu eenmaal in flink wat groteren getale bestaan.

Scheefgroei (1)
Dat Mariss Jansons en Jan Geert Vierkant nu, en zo snel achter elkaar, met hun brandbrief zijn gekomen, mag geen verwondering wekken, aangezien hun muziekinstellingen eens per vier jaar opnieuw bij het betrreffende ministerie in Den Haag subsidie moeten aanvragen, en de daarvoor gestelde termijn sluit op 1 februari 2008.
Vanzelfsprekend is er sprake van scheefgroei. Toen decennia geleden de overheid terecht besloot dat de salariëring voor al die symfonieorkesten gelijkgetrokken moest worden — met uitzondering van het Concertgebouworkest, dat de musici tien procent meer mocht betalen —, werd daar in het buitenland zeer positief op gereageerd. In Duitsland bestaat een hele reeks salarisschalen, die ook altijd weer tot wrijvingen tussen de kunstinstelling enerzijds en diverse overheden anderzijds hebben geleid.
Helaas meenden de ensembles in Rotterdam en Den Haag, ondanks een verbod uit Den Haag, het hoofdstedelijke voorbeeld te moeten volgen, en zo is er langzaam maar zeker toch opnieuw een duidelijke tweedeling ontstaan tussen de grote orkesten in de regio Holland en de rest van Nederland.


Scheefgroei (2)
Dat er steeds meer geld benodigd is, moge ook blijken uit de steeds hogere honoraria die moeten worden betaald voor solisten. Ongeveer een kwart eeuw geleden werd er door opera-instellingen tijdens internationaal overleg afgesproken dat men niet meer boven een maximum-bedrag zou betalen. Er was vrijwel alleen maar sprake van uitzonderingen, waardoor er in de praktijk — geheel in overeenstemming met de verwachtingen — niets van de voornemens en de daaruit voortgevloeide afspraken is terechtgekomen.
Mede daardoor is het een bittere noodzaak dat men op het verantwoordeijke ministerie nog eens
goed bekijkt welke de mogelijkheden zijn om de orkesten in de verschillende regio's met een andere loep te bekijken dan tot dusver. Er vallen tal van overwegingen te bedenken die zulks zouden rechtvaardigen.

Bezettingsproblemen
Een cultureel insituut als het Noord-Nederlands Orkest, met een zeer groot speelgebied, heeft in principe de beschikking over een strijkerskorps op basis van acht contrabassen: zestig strijkers, verdeeld over de vijf secties met 16, 14, 12, 10 en 8. Dat een dergelijke bezetting niet voor het gros van de te spelen composities geldt, mag duidelijk zijn: Mozart en Schubert kunnen het met minder strijkers doen, en datzelfde geldt voor tal van andere werken van componisten uit diverse perioden van de muziekgeschiedenis.
Toen medio jaren tachtig de eerste aanzet werd gegeven in de richting van één groot ensemble, is men gaan experimenteren met incidentele samenwerkingsconcerten door het Frysk Orkest, samen met met NFO. Dat leidde ertoe dat er gelegenheidsorkesten werden gevormd, met inderdaad zestig strijkers, en men speelde Mahlers Zesde Symfonie en Stravinski's Sacre du Printemps. In een later seizoen onder meer de Achtste Symfonie van Dmitri Sjostakovitsj. Nadat snel duidelijk was geworden dat er geen sprake meer zou kunnen zijn van het bestendigen van de bestaande ensembles in hun respectieve standplaatsen, is het na enkele jaren gekomen tot de definitieve vestiging van één symfonisch ensemble voor het Noorden. Gedurende de eerste jaren kon men consequent die vereiste grote strijkersbezetting aantreffen voor composities die zulks (of zelfs meer nog) vereisten. Helaas werd die Sjostakovitsj-symfonie tijdens het vorige seizoen — onder de onnavolgbaar bezielende leiding van (helaas maar zo zelden meer gastdirigent) Nikolaj Aleksejev (zo hoor je die naam in het Nederlands de translitereren!) — met een strijkerskorps van vijftig musici gespeeld. De bijna volle zaal zorgde er weliswaar voor dat het allemaal prima klonk, maar het aantal ligt toch ver beneden de voorschriften van de componist, en in ieder geval tien te laag voor een in principe adequate uitvoering.

Redelijke eisen
Ongetwijfeld heeft een en ander ook te maken met het feit dat chef-dirigent Michel Tabachnik wel dat vereiste aantal strijkers te zijner beschikking krijgt, maar die vaststelling alleen helpt ook niet voldoende. Er is wel degelijk sprake van een noodsituatie, als men aanvaardt dat ook buiten de randstad volwaardige, op de juiste manier te bezetten, symfonieorkesten horen te bestaan. Wat men in Den Haag derhalve hoort te doen, is ervoor te zorgen dat ook in de extremiteiten van ons land — waar ook relatief veel cultureel sterk geïnteresseerde mensen wonen — een meer dan minimale basis voor de professionele uitvoering van symfonische muziek blijft bestaan.
Dat in aanmerking genomen, is in ieder geval de huidige noodkreet van de zakelijk directeur van het Noord-Nederlands Orkest meer dan een simpele waarschuwing, die men in de randstedelijk denkende en handelende ministeries wel weer schouderophalend terzijde kan schuiven.
____________
Afbeeldingen
1. Mariss Jansons, chef-dirigent van het Concertgebouworkest.
2. Jan Geert Vierkant, algemeen directeur van het Noord-Nederlands Orkest.
3. Chef-dirigent Michel Tabachnik repeteert met het Noord-Nederlands Orkest.
4. Noord-Nederlands Orkest met chef-dirigent in de bezetting op basis van acht contrabassen.
5. Gustav Mahler, tekening van Jarko Aikens, Groningen 1986. Archief Heinz Wallisch.
6. Dmitri Sjostakovitsj, tekening van Jarko Aikens, Groningen 1984. Collectie Heinz Wallisch.

Geen opmerkingen: